Een multidisciplinaire aanpak blijkt cruciaal te zijn voor het welslagen van een rationeel medicatiegebruik in de ouderenzorg.
Als waardevolle partner mag hierbij ook de apotheker niet over het hoofd worden gezien. “Die werd vroeger amper betrokken. Hij leverde enkel de medicatie en kwam niet verder dan zich af te vragen hoe deze of gene al die medicijnen kon combineren”, vertelt professor Veerle Foulon. Zij is vice-decaan van de faculteit Farmaceutische Wetenschappen aan de KU Leuven. Foulon werkte in 2016 mee aan een project in 30 woonzorgcentra rond het optimaliseren van het medicatiegebruik, bekend als de de Come-onstudie. Het Riziv nam het voortouw, geïnspireerd door internationale experten en vanuit een bezorgdheid om de hoge kost die gepaard gaat met dat hoge medicijnengebruik. In 30 wzc's werd voor telkens 35 bewoners een pilootproject opgestart. De KU Leuven en haar Waalse zuster UCL maakten een klinische studie.
“Multidisciplinaire samenwerking stond centraal”, legt Foulon uit. “Voor elke bewoner bekeken de huisarts, de afdelingsverpleegkundige en de apotheker samen de medicatie. Zet die drie samen, en je krijgt een veel rijker verhaal. Een huisarts heeft niet altijd de tijd voor reflectie en is gebaat bij samenwerking met de apotheker, als expert in medicatie, en met de verpleegkundige, die de specifieke context van elke bewoner kent.”
“Het nieuwe woonzorgdecreet regelt ongeveer alles: hoe groot de ramen moeten zijn, hoeveel licht er in de kamer moet binnenkomen. Maar over medicatie wordt verrassend genoeg niets vermeld.” Veerle Foulon, professor KU Leuven
Professor Foulon stelt zich wel vragen bij het nieuwe woonzorgdecreet. “Het regelt ongeveer alles: hoe groot de ramen moeten zijn, hoeveel licht er in de kamer moet binnenkomen ... Maar over medicatie wordt amper iets vermeld. Die zou behoren tot wat er privé wordt geregeld tussen de bewoner en de arts. Alsof medicatie niet de verantwoordelijkheid van de instelling is.” Het Belgische model bemoeilijkt allicht ook een en ander. De Vlaamse overheid is bevoegd voor ouderenzorg, maar geneesmiddelen vallen onder federale bevoegdheid. Investeert Vlaanderen in minder medicatiegebruik, dan gaat de benefit naar de federale schatkist, want terugbetaling van medicijnen valt onder het Riziv.
Een andere doelstelling van het Riziv was een goed gebruik van het Formularium Ouderenzorg. Dat is een onlineleidraad rond het voorschrijven van geneesmiddelen aan oudere patiënten, ontwikkeld door de vzw Farmaka, nu overgenomen door Het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI). “We weten dus best wel welke medicijnen we al dan niet kunnen toedienen aan ouderen, maar het formularium wordt vaak niet geïmplementeerd”, zegt Foulon. “Dus zochten we met alle betrokkenen in de wzc's naar een consensus rond medicijnengebruik op basis van het formularium. Die kon dienen als basis voor de evaluatie van de medicatie van de individuele bewoners.”
In het beleidsplan van Wouter Beke lezen we: Zowel in de thuiszorg als de residentiële ouderenzorg optimaliseren we het geneesmiddelenbeleid en dringen we de overconsumptie van geneesmiddelen, in het bijzonder met betrekking tot antibiotica, slaapmiddelen, antidepressiva en antipsychotica, verder terug. De Vlaamse regering heeft alvast sinds 1 juli 2020 het mandaat van de coördinerend raadgevend arts (CRA) in centra voor ouderenzorg uitgebreid. “Het is de bedoeling dat die werk maakt van een gemeenschappelijk geneesmiddelenformularium en dit kenbaar maakt bij zijn collega-huisartsen”, verduidelijkt Bart Croes, woordvoerder van het kabinet Wouter Beke. “Dit vanuit het idee dat huisartsen bewuster medicatie voorschrijven, rekening houdend met het zorgbeleid binnen het wzc. Bijvoorbeeld beperken van het voorschrijven van kalmeermiddelen. De CRA’s voorzien ook in opleiding voor zorgpersoneel en staan in contact met de specialisten in de ziekenhuizen. Het voorschrijven van medicatie blijft wel de bevoegdheid van de huisarts en de specialist, de CRA kan enkel proberen bijsturen en sensibiliseren.”
Comments